U vindt op deze pagina 

recensies van 'Zonder Israël geen Reformatie' met onze reacties; boekbespreking 'In gesprek met Antoine Bodar'; commentaar op de PKN-nota Kerk 2025; boekbespreking Walter Brueggemann - 'Uitverkoren volk?'; reactie op recensie 'Kerk, wat is je DNA?' in Kerk en Israel Onderweg; boekbespreking Edjan Westerman - 'de Messias leren'; boekbespreking Tom S. van Bemmelen - '150 Palestijnse fabels'; boekbespreking "Luisteren bij maanlicht" van Bart Gijsbertsen; boekbespreking 'Van zilveren sporen' van Bart Gijsbertsen

boekbespreking

Van zilveren sporen                                                                                              

- een gang door het synagogale jaar met een oor naar de kerk

Bart Gijsbertsen

Met de verschijning van dit laatste boek is een drieluik ontstaan. Op het linker paneel zien we Een heidense uitdaging (2015); op het rechterpaneel verscheen Luisteren bij maanlicht (2019) en nu het middelste paneel Van zilveren sporen.

In de Inleiding wordt gerefereerd aan de Bijbel als Joodse bron van A tot Z. Maar waar, zo vraagt Gijsbertsen zich af, vind je in dogmatiek, apostolicum, catechese en exegese van christelijke huize daar sporen van? En als die sporen er al lijken te zijn, dan gaat het vaak over de toekomst van Israël c.q. de 'bekering' van Israël. In de kerk zelf is echter weinig te merken van een 'bekering' van een Israël-loze bijbeluitleg.

In dit boek wordt iets gedeeld van de inhoud van de ‘leerdiensten Torah en Evangelie’ in Kampen; gehouden aan de hand van het synagogale rooster. Eén van de belangrijke bronnen daarbij was Tenachon, rabbijnse concepten gepubliceerd door de Stichting PaRDeS (voorheen B.Folkertsma Stichting voor Talmudica).

Het boek volgt het Torah-leesrooster zoals dat is onderverdeeld in vaste Sidrot. De Talmoedische norm wordt gebruikt bij de uitleg. De gewoontegetrouwe christelijke uitleg is hier vreemd aan.

Tegelijk valt te bedenken dat Jezus Jood was. En zijn enige Bijbel was de Tenach. Mij trof bij het lezen van de laatste Sidra in het boek de aanhaling van Johannes 3: 11, het woord van Jezus: 'Jullie nemen ons Getuigenis niet aan'; met als kopje daarboven 'Een verbaasde Torah'. Jezus verwoordt zijn verwondering over het feit dat de Tenach onder de mensen niet landt.

Bijzonder is betekenis en gebruik van de liturgische klok die in deze diensten werd gebruikt: een klok waarop het kerkelijk zonnejaar flexibel is gemaakt om zich telkens te kunnen afstemmen op het synagogale maanjaar.

Ik citeer: 'Een belangrijk verschil tussen de kerkelijke zonnekalender en de synagogale maankalender is dat iedere maand begint met nieuwe maan: Rosj Chodèsj. Het hele leven, het hele levensritme, elk begin van een maand wordt van Godswege aangestuurd via de maan en haar cyclus. Sinds onheugelijke tijden is Rosj Chodèsj een feestdag. De stichting van de staat Israël in 1948 wordt in het Joodse leven vergeleken met het begin van het ontspruiten van onze verlossing, het begin van een herstel na afschuwelijk donker'.

Graag sluit ik me hierbij aan in de verwachting van het messiaanse vrederijk op aarde.

(uitgeverij Van Warven, Kampen, ISBN 978-94-92421-96-8)

G.A. van der Spek-Begemann

boekbespreking

 “Luisteren bij maanlicht                                                                                       

- een gang door het kerkelijk jaar met een oor naar de synagoge”.

Bart Gijsbertsen

uitgeverij Van Warven, Kampen

De schrijver heeft menig boek op zijn naam staan op zijn zoektocht naar een theologie waarin het volk Israël met zijn tradities, gedenkdagen en feesten de plaats krijgt die het in de kerk toekomt. Hij zet zijn meditatieve uitleg van Bijbelteksten in dit boek in een bepaalde structuur: het kerkelijk jaar wordt gevolgd, maar de auteur begint niet met Advent. Hij begint bij Pasen/Pesach.

De titel Luisteren bij maanlicht wordt als volgt nader uitgelegd.                                           'Maanlicht' staat in het teken van het Joodse maanjaar tegenover het door de kerk gevolgde  zonnejaar.                                                                                                                              Rond Pesach/Pasen is het 't meest duidelijk dat de kerk zich ten diepste niet op het zonnejaar maar op het synagogale jaar hoort te oriënteren. Om de verschuiving met Pesach/Pasen op te vangen begint het leesrooster met de kerkelijke veertigdagentijd en het eind van de maand Adar, de maand vóór Nissan.

Psalm 72: 5 Moge hij leven zolang de zon bestaat, ´zolang de maan zal schijnen´                     - is van toepassing op de titel.                                                                                                  De letterlijke vertaling van het Hebreeuws is: ´voor het aangezicht van de maan´.

De toon wordt gezet door Exodus 31: 12 – 17. Daarin gaat het over het levensritme dat gegeven is met het Sabbatsgebod, dat een scheppingsordening wordt genoemd.                           Luisteren bij maanlicht is daarom: luisteren naar de Torah.

Hoe kan de Torah in de eredienst haar plaats krijgen?                                                                Het Sabbatsgebod wordt herhaald in Exodus 16, 20, 31 en 35.                                                  Er is een verband tussen de instructies voor de bouw van de tabernakel en de Sabbat. Het was niet verboden om op de Sabbat te werken aan deze bouw.

De bouwstenen voor de eredienst vinden we in het Israël-leesrooster. De kerk wortelt in Israël.

Belangrijk dat genoemd wordt, dat Pasen op gezag van keizer Constantijn de Grote (Nicea) door Romeinse dogma´s is losgekoppeld van Pesach, waardoor in feite Jezus wordt losgemaakt van zijn eigen bron.

Daarom sluit dit leesrooster aan bij de Joodse kalender.                                                            Deze oriëntatie op de Joodse kalender laat voldoende ruimte om ook expliciet rekening te houden met het eigene van het kerkelijk jaar.

Het meest verrassend is de keus voor de plaats en het karakter van de lezing uit het Nieuwe Testament. In het Israël-leesrooster gaat de nieuw-testamentische lezing consequent voorop – als inleiding op en toeleiding naar de hoofdlezing.

De beslissing om aan te sluiten bij de Joodse kalender en niet bij de Torahcyclus heeft tot gevolg, dat het Israël-leesrooster voor de hoofdlezing niet exclusief aangewezen is op de eerste vijf boeken, de kern van de Torah, maar ook gebruik kan maken van de Profeten en de Geschriften. Hierdoor vertoont het rooster de nodige afwisseling en is het vrij van systeemdwang.

In die zin is het ook bijzonder, dat dit rooster, anders dan bij het ´alternatieve Torahproject´ een expliciete verbinding legt met de zondagen van het kerkelijk jaar.                                  Daarnaast is het ´alternatieve Torahproject´ problematisch vanwege een dwangmatigheid, omdat men via de beweging van de Torahlezing via de profetenlezing naar de evangelielezing uit wil komen bij Jezus als vervulling van de Wet en de Profeten.

Van harte wil ik dit boek aanbevelen als een meditatieve bijdrage aan de koppeling tussen Sabbat en tabernakel, tussen Torah en eredienst.

G.J.D.C.Loor

 

 

 

 

recensie in tijdschrift Israël en de kerk (maart 2018)

In het tijdschrift voor theologische bezinning op de plaats van Israël en de kerk  in Gods handelen met deze wereld, op weg naar zijn Koninkrijk, heeft drs Kees de Vreugd in het maart-nummer ons boekje over de Reformatie besproken.

onze reactie op de recensie van drs Kees de Vreugd                                   

We zijn uiteraard blij met de bovenstaande recensie die de essentie van het boekje onderstreept. Graag reageren we hier echter op het punt van kritiek: titel en ondertitel zouden als vlag de lading niet helemaal dekken. In de optiek van de recensent had een bespreking van de Dordtse Leerregels niet mogen ontbreken. Die kritiek achten wij onjuist. In onze optiek ging het om de Reformatie van de 16e eeuw, zoals in de ondertitel expliciet wordt aangegeven, en de DL vallen dan buiten het bestek van onze bedoelingen: zij dateren uit de 17e eeuw. Is er dan misschien inhoudelijk toch nog iets te zeggen voor de kritiek? Nee, want de DL betreffen de binnenkerkelijke discussie met de Remonstranten.

 

Recensie van dr Wessel ten Boom in In de Waagschaal  (voorjaar 2018):

 

Onze reactie:

                             - Graag willen we uitvoerig reageren op de recensie van dr Ten Boom; we volgen daarbij zijn tekst op de voet en zijn hem dankbaar voor zijn aandacht.  

Dr Wessel ten Boom  heeft misschien onze vorige publicatie niet gelezen, waarin wordt aangetoond dat de christelijke theologie qua denken een heidens uitgangspunt heeft: dat God een bepaalde substantie zou zijn.

We hebben laten zien hoe dit het gevolg was van een al heel vroeg loslaten van de Joodse wortels, te zien aan het apostolicum dat na het eerste artikel een reuzensprong maakt naar het NT.                     Hieruit moge duidelijk worden wat wij bedoelen als wij zeggen dat zonder Israël de Reformatie is blijven steken in het hervormen van de Roomse leer. Zij ging niet dieper, niet tot de wortel die groeide in de allereerste eeuwen, zij was niet radicaal.

Inderdaad is ds J.H. Grolle zeer behulpzaam bij een radicalere omkering: weg van het heidendom en terug naar het Joodse spoor van Jezus.     De wiskundige Blaise Pascal heeft deze radicale reformerende omkering in de 17e eeuw reeds benoemd in het beroemd geworden verslag van zijn Godservaring, waarin hij de god der filosofen vaarwel zegt omdat hij geopenbaard kreeg dat een heel andere God God was: die van Abraham, Izak en Jakob.

We denken natuurlijk ook aan Jezus, onze enige meester, die nooit gefilosofeerd heeft over zijn Vader, en ook niet over de rechtvaardiging door het geloof (die Luther een beetje laat ontdekte), maar die diens wil deed, het gebod volbracht, de Tora ten volle realiseerde. En die duidelijk maakte wie zijn broeders en zusters en moeder zijn: zij die de wil van zijn Vader doen. Van Hem getuigen was de opdracht. Van kruis en opstanding en de wet der vrijheid. “Hen lerende onderhouden” al wat Hij hun, zijn directe leerlingen, geboden heeft.

De kerk is een andere, een Griekse, weg ingeslagen. Een weg die onafzienbare theologische bibliotheken heeft opgeleverd en tenslotte leeglopende kerken.

Dat wij Israël (land volk en staat) “een vaste burcht van heil” zouden noemen  heeft dr Ten Boom puur gefantaseerd.

De kerk is niet schuldig “aan de loop der geschiedenis”, want God regeert, maar zij draagt wel haar historische schuld in de geschiedenis van de Joden. Daarmee, en met haar theologie, verhinderde zij de jaloersheid waar Paulus op hoopte.

Interessant is de opmerking hoe de reformatorische geschriften dan reformatorischer geworden zouden zijn als aan Israël wel haar rechtmatige plaats was gegeven. Ook is die opmerking lastig te beantwoorden, want de catechismus en de geloofsbelijdenis waren in verzet tegen het Rooms katholicisme en de leer van de goede werken. Maar met dat verzet is niet de wortel van de ontsporing geraakt: het griekse zuurdesem van een goddelijke ousia (voor Aristoteles het 5e element) is niet onderkend.

Wat de kerk radicaal zou reformeren is een grote schoonmaak waarbij alle ballast  van theologische theorieën zou plaats maken voor een actieprogramma in het spoor van Jezus om te doen de wil van zijn Vader – dat was zijn bedoeling.

Het valt niet te begrijpen wat dr Ten Boom bedoelt als hij zegt dat wij coûte que coûte Israël buiten de zondeleer willen houden; wij hadden het helemaal niet over die leer.

De betekenis van J.H. Grolle zit niet in de rol die hij door de kerk heeft toegemeten gekregen, maar in wat hij zegt - en wat door de kerk is vergeten of genegeerd. Ware dat niet het geval dan was ons boekje waarschijnlijk al veel eerder (en waarschijnlijk veel beter) door anderen geschreven…

Dat Christus niet is af te dwingen door theologiseren en ook niet door juist theologiseren over Israël, is een besef zijn dat volgens dr Ten Boom ten enenmale zou ontbreken in de kringen van Christenen voor Israël.

Uit dit besef is nb ons boekje geboren.

Uit dat besef handelt de genoemde stichting in het spoor van Jezus.

Zij theologiseert niet en wij verzetten ons tegen theologiseren.

Dr Ten Boom ziet het samengaan van Jood en heiden in een nieuwe gemeenschap  als het door ons gestelde centrale thema van de brief aan de Romeinen. Daar zijn we hem dankbaar voor. Maar helaas haalt hij de angel eruit die Paulus gebruikt heeft: de ernstige waarschuwing tegen onze christelijke hoogmoed.                                                                                                   Rm 8: 33 “wie zal de uitverkorenen Gods beschuldigen?” wordt gezegd aan het adres van de heidenchristelijke gemeente om hen te bewegen dat niet langer te doen! Dat was het punt van Paulus. Deze uitspraak uit vers 33 staat niet ineens los naast het geheel van de brief en betreft dan ook hier wederom: het uitverkoren volk waarop de heidenchristelijke gemeente neerkeek.“Gans Israël” staat tegenover het uitverkoren deel daarvan, waartoe Paulus zich rekende. Wat is hier problematisch?                                                                                    Psalm 87 mag van dr Ten Boom niet gelezen worden als zouden wij door God bij zijn eens lijfelijk verkoren volk worden geteld. Waarom niet?

De werkgroep ontkent geenszins de waarde van het verzet tegen de Roomse leer.

Zij ontdekt nu in de recensie van dr Ten Boom wel iets anders: dat voor hem judaïsme gelijk staat aan de leer van de zelfrechtvaardiging. Dit vooroordeel is jammer genoeg nog steeds de kerkwereld niet uit.  Alsof Grote Verzoendag, Jom Kippoer niet laat zien dat het volk in zn geheel en ook elke Jood als individu afhankelijk zijn van genadige verzoening. En de plaats  van deze dag op de Joodse kalender laat zien hoe hoog en diep deze feestdag staat genoteerd in het judaïsme oftewel het jodendom.

 

De laatste zin, dat we wel hard “anti-semitisme” kunnen roepen en “Israël”,  maar dat dat nog niet wil zeggen dat we begrijpen dat Israëls verkiezing op genade berust, komt op ons over als het intrappen van een open deur.

Dr Ten Boom slaat de plank mis als hij de werkgroep meent te moeten verwijten dat zij geen weet zou hebben van de genade waarop Israëls verkiezing berust.

 

In gesprek met Antoine Bodar

G.A. van der Spek - Begemann

Op uitnodiging van UCP, United Civilians for Peace, is de RK-priester Antoine Bodar eind 2010 meegegaan, met nog enkele schrijvers, naar Israël en de zogenaamde bezette gebieden. Hij doet daarvan verslag op zijn website. Uit dat verslag blijkt dat de organisatie UCP erin geslaagd is de voor haar gebruikelijke en doelbewuste Israël-bashing met succes te practiseren. Natuurlijk is het passeren van een controlepost vervelend, al was het maar vanwege de tijd die er mee heen gaat, maar met geen woord wordt door UCP of Antoine Bodar gerept over de noodzaak van dit kwaad.                                                        

Uit diverse opmerkingen in het verslag blijkt dat theologie geen historische kennis kan vervangen: Antoine Bodar is in zo verre naïef geweest dat hij er zonder meer van uit is gegaan dat de organisatie met die mooie naam, die zijn gastheer was, geen politieke agenda had. We beperken ons verder tot slechts twee (1 en 2) voorbeelden, omdat wij liever met hem in gesprek gaan over zijn boekje uit 2011 “Verkoren en veracht”, een mooi boekje (neerslag en uitwerking van zijn Abel Herzberg-lezing), dat hier en daar toch ook wel een paar niet onbelangrijke vragen oproept.

reisverslag                                                                                                          

1. Bij de beschrijving van Gaza met zijn ellende wordt in het reisverslag overgeslagen dat deze ellende alleen maar groter is geworden sinds Israël dit gebied heeft overgedragen aan de Palestijnse autoriteit. Uit voorzorg is met bijna geweld de Joodse bevolking daar weggehaald, omdat die na de terugtrekking van Israël geen deel van leven meer zou hebben gehad…                                                                                                                               

2. Er wordt bezwaar aangetekend tegen het feit dat de Palestijnen Arabieren worden genoemd, maar het zijn wel degelijk Arabieren, die in de regio Palestina woonden, evenals de daar altijd aanwezig gebleven Druzen en Joden. Daarom zei Golda Meir terecht: dan ben ik ook een Palestijn. Pas Jasser Arafat heeft een Palestijns volk uitgevonden, na Camp David. En daar rekent deze terrorist de Joden niet bij.., behalve Jezus. Jezus was een Palestijn - durfde hij te roepen. In de eigen basic law van de Palestijnen uit 2003 staat te lezen in artikel 1:  dat zij Arabieren zijn.

kerkelijke zelfkritiek?                                                                                             

Bodar doet in de publicatie “Verkoren en veracht” een goede poging de kerk voor te gaan in zelfkritiek als het gaat om haar relatie tot het jodendom. Direct blijkt deze theologische kwestie ook implicaties te hebben voor de omgang met het volk in zijn concrete politieke status, herkregen in 1948. De reis met UCP is daarvan toch minstens al een bewijs. Daarom moet ook de kerkorde van de PKN halfslachtig worden genoemd als zij de verbondenheid met Israël heeft willen beperken tot ‘het volk’. Alsof het nog steeds rondzwerft en geen adres zou hebben.

Dr M.C. Mulder, die al in 2012 aan deze publicatie van Bodar aandacht heeft besteed, vindt het ook maar lastig. Hoe moet je nu spreken over gestalte geven aan de verbondenheid, vraagt hij zich af. Maar juist omdat Israël weer op de kaart staat en een eigen adres heeft, ligt hier géén probleem! De Israëlische ambassade bevindt zich immers in Den Haag: daar kunnen we Israël feliciteren met jubilea, een geschenk aanbieden, we kunnen daar ons distantiëren van bij voorbeeld antisemitische uitspraken van Kees Blok, de huidige voorzitter van de Vrienden van Sabeel, die nota bene deel uitmaken van de PKN… Of onze kerkelijke afschuw uitspreken over antisemitische uitspraken of daden van anderen. Zoals in 2017 de uitspraken van een islamitisch gemeenteraadslid uit Den Haag, en de steen door de ruit van restaurant Carmel in Amsterdam. Jammer dat dr Mulder dat niet ziet. Beter was het geweest als hij de PKN had gevraagd waarom niet wordt gedaan wat in de kerkorde wordt beloofd. Sterker nog: de kerkelijke schuldbelijdenis over wat de kerk de Joden heeft aangedaan kan daar publiekelijk worden aangeboden en hoeft niet op een briefje tussen de stenen van de klaagmuur te worden gevoegd.  Maar…

kerkelijke schuld?                                                                                                  

Volgens de paus en zijn onderdanen kan de kerk als zodanig geen schuld belijden. Schuld belijden kan alleen voor en door individuele leden van de kerk, is het idee.  Want, zo luidt de redenering, de kerk is van Christus, en heilig en – laat ik maar zeggen – ontzondigd. Dit lijkt mij een zwak theologisch alibi van de historische kerk met haar historische misdaden…. Een theologische constructie die overigens op zich goed past in de vervangingstheologie: het Joodse volk moet zich in de synagoge bekeren tot Christus, maar de kerk kan dat niet, want zij is christelijk en kan daarom geen schuld belijden. Maar het kan niet zo zijn dat haar misdaden bij voorbaat al vergiffenis hebben gekregen op grond van de Grote Verzoendag op Golgotha. Net zomin als het Joodse volk op Jom Kippoer voor het komende jaar al vergiffenis ontvangt voor toekomstige ongerechtigheid. Het offer op de jaarlijkse grote verzoendag in de tempel rust op de schuldbelijdenis. Wie geen schuld heeft beleden tegenover de broeder, in de tien ontzagwekkende dagen, valt buiten de verzoening tussen God en zijn volk.

De openhartigheid en oprechtheid waarmee door Antoine Bodar ten diepste recht wordt gedaan, en recht wordt gezet wat de diep verstoorde relatie tussen Jood en christen aangaat, is appellerend.
Terwille van het diep verwonde hart van de Jood is dan één ding nodig: dat wij ons als christenen diep verootmoedigen. Vrij naar Mt 5: 23/24: Wanneer je dus je offergave naar het altaar brengt en je je  daar herinnert dat je Joodse broeder of zuster je iets verwijt, laat je gave dan bij het altaar achter; ga je eerst met hem of haar verzoenen en kom daarna je offer brengen.

Mij dunkt dat in de RKK op het punt van schuld belijden een denkfout wordt gemaakt: de historische kerk en de kerk van het geloof worden in deze Roomse gedachtengang niet onderscheiden. Maar zij verschillen van elkaar zoals het aardse en het hemelse Jeruzalem. De kerk van het geloof en het hemelse Jeruzalem behoeven geen vergeving en zijn ontheven aan zonde en schuld. Maar de kerk hier op aarde bewijst met haar kerkgeschiedenis dat zij juist als historische gestalte in deze wereld de meest vreselijke schuld op zich geladen heeft. Iemand heeft gezegd: zij heeft in haar Jodenvervolging Christus opnieuw gekruisigd. Wat we zijn minste (dwz meest vervolgde) broeders hebben aangedaan hebben we Hem aangedaan, zegt Jezus.

De zeven brieven uit het laatste bijbelboek Openbaring kunnen verheldering bieden. Ze zijn weliswaar geadresseerd aan verschillende gemeenten, maar die kunnen worden opgeteld tot de kerk, in de vorm van een zevenarmige kandelaar in deze wereld, die ontstoken is aan het Licht van Israël. In die brieven klinkt een paar keer de oproep tot bekering. Het zijn de “engelen der gemeente”, de voorgangers die worden aangeschreven. Als de paus in het jaar 2000 zijn briefje in de klaagmuur stopt kan dat niet anders dan als kerkelijke schuldbelijdenis.

schisma                                                                                                                

Volgens Bodar scheiden zich de wegen van synagoge en kerk op het punt van de komst van de messias; voor de kerk zou hij reeds gekomen zijn en de synagoge wacht nog op hem. Het is volgens Bodar: of-of. In de Bijbel sluit het één het ander echter niet uit. En het jodendom kent de ben Joseph en de ben David. De grote zoon van David komt terug als de Koning der Joden. Misschien mag je zelfs zeggen: de ben Joseph komt terug als de ben David.

Dat Pilatus niet inging op de aanklacht van rebellie (Bodar) is onjuist. Pilatus, waarschijnlijk stomverbaasd (“zie de mens”), doet dat vragenderwijs juist wèl. In Marcus 15 vraagt hij aan Jezus: “zijt gij de koning der Joden?” en dit is de enige vraag waarop Jezus ingaat – met een bevestiging. Verder zwijgt Hij. Daarom vraagt Pilatus : willen jullie dat ik de koning der Joden loslaat? En tenslotte geeft het bordje boven het kruis in alle wereldtalen weer wat Jezus heeft bevestigd; in het Hebreeuws, in het Grieks en in het Latijn.

Het komt mij voor dat de kerk ten onrechte de Joodse messiasverwachting heeft losgelaten en daarbij vaak het messiaanse vrederijk heeft vervangen door de kerk. Voor Augustinus was het derhalve al aangebroken, maar één blik op de geschiedenis… en de onhoudbaarheid van de stelling is evident.

theologisch gesproken                                                                                            

Hoewel in zijn optiek de kerk geen schuld kan belijden (zie boven) wijst Bodar scherp aan waar het mis ging, met zijn onderscheiding in drie fasen: het NT, waarvan de Joodschristelijke schrijvers uit angst voor de keizer zich distantiëren van “de Joden”, en een tweede fase met de christelijke contra Judaeos - literatuur. Hij spaart de kerkvader Chrysostomus (4e eeuw) niet, met citaten die er niet om liegen. Niettemin blijft hij weer terughoudend met z’n kritiek als hij zegt dat deze kerkvader “reikt aan” antisemitisme (p.21). De derde fase is de daadwerkelijke geweld-dadige vervolging. Van de pauselijke oproepen tot tolerantie merkt hij op dat ze kennelijk nodig waren.

Typisch trekje van vervangingstheologie is Bodars standpunt dat het Joodse geloof het christelijke bevestigt (p.28); het is andersom. Maar ook zegt hij “eerst mogelijk maakt”; dat is natuurlijk correct.

Bodar gaat na hoe de verbetering van het kerkelijk denken vordert t/m Nostra Aetate in 1965. Het voert te ver om hier deze geschiedenis na te tekenen. Dat er Arabische bezwaren opspelen is een angstig verschijnsel. Weer wordt bovendien daarin zichtbaar dat de kerk niet alleen met de godsdienst van de Joden te maken heeft, maar ook met het Joodse volk en zijn politieke gestalte.

Met het land heeft Bodars christelijk geloof enige moeite: moet de wederkomst per se daar plaats vinden? Hij billijkt het zionisme, maar vraagt zich af of de letterlijkheid van de Bijbel niet moet plaats maken voor de geest van de Bijbel. Met veel andere christenen heeft hij er geen gevoel voor dat de geest van de Bijbel juist spreekt uit Gods trouw aan volk, land en staat. Je kunt eraan toevoegen: via Israël aan de aarde.  Paulus zegt niet dat de letter dood is, maar dat  “de letter doodt” en hij bedoelt daarmee dat wij des doods schuldig staan tegenover God. Hij zegt dit in heel ander verband, dat er hier niet toe doet, maar platonisme en universalisme worden hiermee in geen geval door Paulus gefaciliteerd. Het gaat om een stuk grond, een stad en een volk dat daar wonen mag, tot heil van de wereld. Gods Woord, Gods Letter, Gods Torah, blijft in eeuwigheid. In dit verband is nog een o zo slechte uitspraak relevant van Chrysostomus over de Joden: “eerst houden ze de wet niet en nu ze vrij zijn van de wet omarmen ze die”.  Dat “vrij zijn van de wet” is een afschuwelijke gedachte. Wij worden door de wet onder het oordeel gesteld en des doods schuldig, maar van dat doodsvonnis vrijgesproken, zodat we door de Liefde de wet leren vervullen. Jakobus’ wet van de vrijheid.

Antoine Bodar wil de titel van zijn essay “Verkoren en veracht” graag uitgebreid zien naar verbinding. Dat klinkt ons als muziek in de oren waar het om Israël gaat. Toch zal hij dan de Letter vast moeten houden. De Joden hebben hun adres terug gekregen en het heil is uit de Joden. Jeruzalem zal de eeuwige stad blijken te zijn.

 

PKN-nota Kerk 2025: Waar een Woord is, is een weg

Commentaar van de werkgroep, mei 2016 en sept. 2017

Over dit rapport van de PKN is al veel gezegd en geschreven en onze belangstelling betreft uiteraard niet de financiën of de bezuinigingen of de daaraan gekoppelde reorganisaties. De werkgroep kijkt vanuit haar doelstelling uitsluitend naar hoe de relatie met Israël functioneert in dit toekomstplan.

Onmiddellijk na lezing moeten we constateren dat er van enige relatie kerk-Israël, zoals beleden in Kerkorde I-1 én in I-7, geen sprake meer is. Eén keertje, op p.15, wordt Israël genoemd: als historische springplank voor de kerk, en dat was het dan. Verleden tijd, die we achter ons hebben gelaten.

Het officieel belijden van ons geloof in de onopgeefbare verbondenheid van kerk en Israël is dood. Dat zou het oordeel zijn van Jacobus als hij de nota had kunnen lezen, want in deze nota is geen enkele vrucht van dat geloof waar te nemen. Misschien zou Jacobus ook nu toevoegen: jullie geloven in die onopgeefbare verbondenheid? – dat geloven de boze geesten ook…

  

aan de hand van het Voorwoord

Iedereen kan de nota nalezen op internet. Wij willen slechts onze visie geven op de aangegeven punten in het voorwoord van dr A.J. Plaisier, in de hoop dat de lezers weigeren de valse hoop te koesteren die de nota biedt: het kerkverval is naar onze diepe overtuiging niet te stoppen met re-organisatie en bezuiniging - hoe noodzakelijk en hoe nuttig die ook kunnen zijn - maar slechts met bekering.

In het woord dat vooraf gaat aan zo’n belangrijk stuk als een officiële nota over de toekomst van de kerk, staat te lezen wat de bedoeling is. Een besturenkerk wordt natuurlijk afgewezen.

In deel I A zal het gaan over de essentie van kerkzijn, over een ‘back to basics’, wat ook terecht aangemerkt wordt als de verantwoording naar buiten, en tevens als oefening om door de bomen het bos weer wèl te gaan zien.

Deel I B geeft een agenda, bv over: waar is coaching nodig, waar komt het nu op aan vanuit een analyse van de huidige cultuur met zijn impact op de kerk.

“Veranderen hoort bij kerkzijn”, maar zie, 

Deel II A: er is natuurlijk een grens aan veranderen, er is ‘hard core’ en we houden ons aan het DNA van de kerk: dit zijn wij, op deze leest geschoeid en dan klinken “klassieke woorden van de traditie”. 

Het voorwoord eindigt met een opmerking die hoop lijkt te bieden: “Het is niet fair om heen te walsen over de zorg die geuit is over de toekomst van de kerk.” De werkgroep VuJ had haar zorg geuit in een artikel Kerkverval (zie in Menu: Artikelen) en dat ingestuurd, voor de enquete van de PKN naar wat er leeft onder de leden i.v.m. die toekomst. De werkgroep was zich bewust namens velen te spreken. Zij kreeg daarvoor een hartelijk bedankje.

 

1. (I A) essentie van kerkzijn, de basics, gezicht naar buiten, bomen en bos

De kerk bestaat niet al in Genesis 1 zoals sommige theologen willen, en ook weer in de nota (p. 5 noot onderaan) via de Ned. geloofsbelijdenis wordt geponeerd. In een dergelijke gedachtengang is Israël al vakkundig geëlimineerd en het Oude Testament (wat wij liever noemen: het eerste getuigenis) wordt eenvoudig overgeslagen en uitgerangeerd. Deze theologie spreekt zichzelf trouwens op dit punt tegen. Zij kan de christelijke belijdenisgeschriften (toch de kerkelijke identiteitspapieren waar de nota aan hecht als aan de basics) nergens in de Bijbel terugvinden: die dateren pas van zelfs na Christus..., heel ver verwijderd van Genesis 1 en van het begin der schepping, die goed was. 

De basis van de kerk, haar fundament, is Jezus zelf en zijn offer. Daarin is de scheidsmuur tussen Israël en de volken geslecht, zodat het evangelie ook ons kon bereiken. Vanwege alle bomen die de theologie vervolgens in de kerkgeschiedenis heeft geplant is dit bos uit het zicht geraakt.

Door diezelfde theologie is het kerkelijk gezicht ook naar buiten toe Israël-vijandig geworden. 

Door die bomen is de kerk mede-oorzaak geworden van de Shoa. Het verwerpen van Luthers anti-semitisme is slechts een druppel op een gloeiend hete plaat.

Hoe leer je nu toch dat wereldhistorische bos weer wèl te zien? Door helemaal opnieuw de Bijbel te gaan lezen, niet langer vanuit de christelijke belijdenisgeschriften, maar in zijn oorspronkelijke, in zijn Joodse contekst. Door in de kerk te onderwijzen wat Jezus wil: dat de heidenen de wil van zijn Vader gaan doen.

2. (I B) agenda voor de toekomst, coaching, cultuuranalyse, veranderen

Misschien dat nieuwe vormen van kerkelijke gemeenschap aanslaan in onze cultuur van muticulturele samenleving. Dat zou tevens nieuwe kansen kunnen geven voor de onopgeefbare kerkelijke verbondenheid met Israël, in een samenleving die steeds islamitischer en steeds antisemitischer aan het worden is. Dat laatste is een deel van de gezochte analyse, maar we kunnen daarbij ook niet heen om de ideologie van D66, die in onze tijd de maatschappij in haar publieke domein (en verder) wil ontdoen van alle religie. Deze blinde ideologie beseft niet dat zij in het christendom een medestander tegen de islamisering bezig is uit te schakelen.

Wanneer de nieuwe vormen van gemeente-zijn aantrekkingskracht blijken te hebben, zullen zij duidelijk kunnen maken: dat iedereen welkom is in de gemeenschap met Jezus de Jood uit Nazareth. Daarmee kan die gemeente nog een wal opwerpen tegen antisemitisme, al zal ze ook afwijzing of erger oproepen. Coaching zeker nodig! Er moet onderwijs komen over de Joodse wortels van de kerk. Deze voorgestelde verandering kan zo, als zij put uit de Joodse wortels, de omkering op gang brengen, de tesjoeva naar Israël. Helaas wordt die omkerende beweging bij voorbaat de kop ingedrukt omdat het semper reformanda slechts de buitenkant lijkt te raken en niet de grondfout, die zelfs de reformatie niet heeft gecorrigeerd.

3. (II A) grens, hardcore, DNA en traditie                                                              

De grens aan het reformanda lijkt te liggen bij de klassieke theologische traditie, populair het DNA van de kerk genoemd. Het is bijna niet te geloven dat er geen greintje kerkhistorisch besef meespreekt in de nota, want juist die traditie heeft het grote schisma veroorzaakt en het blijvende afwijzen van Jezus. Geen enkel blijk van schuldbesef over de schade die juist die traditie heeft aangericht. Terwijl steeds meer stemmen zich verheffen om dat aan de kaak te stellen. In onze tijd van het eerste kwart van de 21e eeuw is dat niet alleen het boek van drs Edjan Westerman. Het werk van de Appèlgroep en het streven van de werkgroep Vanuit Jeruzalem - zij worden doodgezwegen, met nog zeer vele individuele stemmen daarnaast. Niet afgewezen, niet bestreden.. – dat is bij doodzwijgen niet meer nodig.

Naast de kerk heeft gelukkig een stichting het concreet ‘gestalte geven’ aan de onopgeefbare verbondenheid tussen christenen en Israël wèl waargenomen. Zij groeit en heeft, anders dan de kerk, de sympathie van de Joodse gemeenschap.

Waar een Woord is is een weg: de weg terug naar Jezus, naar Israël, naar de God van Abraham, Izak en Jakob.

Alleen op die weg zal de kerk gezegend worden.

Walter Brueggemann - Uitverkoren volk?

Boekbespreking: Walter Brueggemann, Uitverkoren volk? - Bijbellezen met het oog op het Israëlisch-Palestijns conflict, Zoetermeer, September 2017

G.A. van der Spek - Begemann
 

In zijn nieuwste publicatie, Uitverkoren volk?, wil Brueggemann aan christenen uitleggen hoe je de Bijbel moet lezen in de contekst van de actualiteit en dan met name die van het Israëlisch-Palestijns conflict. Zijn bedoelingen lijken oprecht omdat hij de Bijbel serieus wil nemen.

Zijn stelling dat het Israël van de Bijbel niet congruent is met Israël nu, vormt wel het fundament van zijn betoog. Deze grondstelling is duidelijk aanvechtbaar en heeft zijn denken op het verkeerde been gezet.                                                                 

Eerst zou je denken dat hij met die stelling een open deur intrapt, want Abraham reed niet op de fiets, internet bestond nog niet enz enz. Maar hij doelt niet op moderne techniek maar op de politieke gestalte die Israël heeft, als staat. En daar voegt hij dan in één adem zijn aanvechtbare kritiek op Israëls regering aan toe. Misschien moet je zeggen dat zijn kritiek op de regering debet is aan zijn bezwaar tegen de staatsvorm.  Echter, ook in de Bijbel kent Israël al de staatsvorm, in de koningentijd. De staatsvorm was die van een koninkrijk, net als vandaag bij voorbeeld Nederland. Dat toen geen kritiek mogelijk was, dat het volk toen bestond uit heilige boontjes, kun je niet beweren: dat hebben de profeten wel verteld…

Het is de vraag of Brueggemanns Bijbel wel congruent is met die van toen, met die van Jezus en de apostelen, dwz het Oude Testament. Het door de kerk toegevoegde NT heeft die Bijbel niet veranderd, maar vertelt ons juist dat God zijn plannen doorzet dank zij het geloof van Jezus. Het vertelt ons dat God zijn volk in genade heeft aangenomen door aan het volk Jezus’ geloofsgehoorzaamheid als gerechtigheid toe te rekenen, ja zelfs aan de heidenen die het willen geloven.

Het is bekend dat de vrienden van Sabeel (daar hoort Brueggemann bij) het opnemen tegen Israël en voor de zwakkere Palestijnen. Ze vragen zich niet af waarom Israël zijn militaire sterkte optimaal moet onderhouden; het wordt alleen maar als verwijtbaar gedrag gezien. Wel wordt in een soort van evenwichtstheologie door Brueggemann gesteld dat ook (!) de Palestijnen moet stoppen met geweld, maar de oorzaken van het conflict betrekt hij niet in zijn beoordelingen. Alsof Israël zomaar uit haat Palestijnen vervolgt en vermoordt.  Je vraagt je af of hij zelf wel op de hoogte is van de feiten op de grond, die hij ons graag zegt te willen voorhouden. Of hij wel weet dat het vermoorden van Joden  zeer prijzenswaardig wordt geacht en ook wordt beloond.                                                                                     

Brueggemann en alle Sabeelvrienden kennen niet de geschiedenis of… willen die niet kennen. De beroemde/beruchte “historicus” Ilan Pappé, die je lid zou kunnen noemen van EAJG (een ander Joods geluid) heeft ’s durven zeggen: feiten doen er niet toe. Terwijl Brueggemann in deze publicatie de christenen juist de “feiten op de grond” onder ogen wil brengen…                                                                                  

Zij kijken slechts naar de huidige omstandigheden waarin de Palestijnen sinds 1948 zijn terecht gekomen en zij laten bij wijze van spreken de geschiedenis beginnen na 1967, toen Israël door een Godswonder de vernietiging was ontkomen.  

Ook in de Bijbel had Israël te kampen met “de volkeren rondom”. Het leger heeft Israël toen (tot aan de ballingschap), bij voorbeeld onder David, en ook  nu beschermd tegen vernietigingsagressie – uiteraard onder Gods bescherming; ook toen, ook nu.

Hier gaan wij niet de geschiedenis vanaf 1917 (aanloop naar het huidige Israël)  uiteenzetten, maar we willen wel in herinnering brengen dat in de regio (met uitzonderingen die de regel bevestigen, zoals de voorganger van de groot-mufti van Jeruzalem die bevriend was met Hitler) altijd al haat heeft bestaan tegen de Joden en dat al voor 1948 alles in het werk is gesteld om een Joodse staat te voorkomen en vervolgens, na 1948, om die toch weer van de kaart te vegen. Aan Israël wordt een groot-Israël gedachte verweten en daarmee wordt overgeslagen dat Israël ja heeft gezegd tegen het voor de Joden zeer ongunstige verdelingsplan uit 1947. Bovendien is overduidelijk dat de haat direct gelieerd was, en is, aan de groot-Palestina-gedachte, waarover de Arabische landen onderling elkaar de macht hebben betwist. Israël heeft zich niet bezondigd aan imperialisme, doch steeds verdedigingsoorlogen moeten voeren.

Brueggemann en geestverwanten stellen de onvoorwaardelijkheid van de landbelofte discutabel en wijzen daarvoor op de ballingschap. Maar Israëls home-land is, altijd door, Israëls home-land gebleven, waarnaar het altijd weer, ook in de vorige eeuw,  mocht terugkeren: het is nooit defintief overgegaan in handen van een andere eigenaar. Wie tijdelijk zijn huis uit moet en noodgedwongen anderen daarin moet toelaten, blijft daarom nog wel de eigenaar. Het was Ben Gurion die in een brief aan zijn zoon geschreven heeft dat er in het land genoeg ruimte zou zijn voor ook de toenmalige niet-Joodse bewoners.

Hoewel Brueggemann de vervanginsgtheologie afwijst lijkt hij toch een tik van die molen te hebben overgehouden omdat hij er moeite mee heeft dat Israël de eerste plaats behoudt, niet alleen in de theologische sfeer, maar ook in het Midden-Oosten. Hij heeft het bij voorbeeld niet over Genesis 12 - waar overduidelijk door God is gesteld dat de Palestijnen gezegend zullen worden als zij op zijn minst de staat Israël zullen erkennen. Want alle volken die Abraham zegenen zullen gezegend worden.  God heeft geen verbond gesloten met een vrome geloofsgemeenschap, maar met de nakomelingen van Abraham, Izak en Jakob.  Dor wa dor, van geslacht tot geslacht is zijn trouw. Aan hen heeft Hij het land beloofd. Ook als wij ontrouw zijn: Hij blijft trouw – staat in het NT. 

Wie de Palestijnen echt wil helpen moet hen wijzen op Genesis 12.  En zelfs wie niet in openbaring gelooft kan toch minstens nog zeggen dat dit alles in Israëls boek geschreven staat, en zal ook eerlijkheidshalve dan moeten toegeven dat geen volk zo zelfkritisch geschreven heeft als Israël.  

Het blijft een indroevige zaak dat ook christenen aan Israël die eerste plaats, niet lijken te gunnen. Christenen als Brueggemann, die Israël en de vrienden van Israël de les willen lezen, zijn nog nooit genezen van de christelijke hoogmoed, die Paulus al zag aankomen.

Vrede zij over Israël!

Boekrecensie

Onze reactie:

In het juninummer verscheen de recensie “Kerk, wat is je DNA?”, recensie van het nieuwste boekje van de werkgroep Vanuit Jeruzalem over de anti-Joodse dynamiek in de ontwikkeling van de kerkelijke geschriften na de Didache.

Graag willen we mw Beatrice Jongkind een kritische vraag stellen.

Waarom wordt de werkgroep verweten dat zij zich niet heeft ingelaten met “de enorme hoeveelheid wetenschappelijke publicaties” over de ontwikkelingen in de christelijke theologie?

Wedervraag: zou de werkgroep dan ooit aan een eigen analyse zijn toegekomen? Zij heeft bovendien volstrekt geen wetenschappelijke drijfveren. Wat zij beoogt is een getuigenis met bewijsstukken tegen de heidense regina scientiarum, die al vroeg de kerk is binnengedrongen.

De drijfveer van de werkgroep is de onopgeefbare kerkelijke verbondenheid met Israel, die de genoemde regina juist van meet af tot op de huidige dag poogt te ondermijnen.

Was het niet mogelijk ons op de inhoud kritisch te benaderen?

G.A. van der Spek - Begemann

Nieuw leren lezen en geloven

Boekbespreking: Edjan Westerman, de Messias leren – Israël en de volken, Gods weg nieuw leren lezen, Zoetermeer 2015

L.W. van der Sluijs 

De hermeneutische aanpak in Westermans studie de Messias leren (2015) is een gouden greep. De auteur werpt de vraag op naar het paradigma of de bril waarmee de Bijbelse boodschap wordt verstaan. Klassiek is het lineaire model schepping-zondeval-verlossing. Een andere manier van lezen is ‘de circulaire’, er is een midden met concentrische cirkels. Westerman kiest voor deze laatste. En hij doet dat overtuigend op exegetische gronden. Het gaat God blijkens Genesis 1 niet om de méns, maar om de schepping. De mens wordt pas op de zesde dag geschapen. Vooraf gaat de schepping van gewassen en dieren. ‘De mens heeft een opdracht nog voor hij door God is geschapen. Hij heeft een leven te leven in relaties.’ De mens behoort bij een schepping die bedoeld is ‘een eigen geschiedenis te gaan doormaken’. Deze geschiedenis is nadrukkelijk verbonden met Gods zegenen (Gen.1:22 (eerst de dieren), 28 (daarna de mens)!). ‘De schepping is gericht op een geschiedenis waarin (..) de bedoelingen van God gerealiseerd zouden worden,’ schrijft Westerman.

Heilrijke bedoelingen zijn het, vol van genade en zegen, maar welke?

Nu, dan komen we bij de openbaring op de Sinaï (Exodus 19). ‘De inhoud van de zegen waarmee de Heilige God zijn schepping wil zegenen is de roeping van Israël om een koninkrijk van priesters te zijn te midden van de volken.’ Het is de realisering van Israël als een dienend priesterlijk volk, een realisering in de geschiedenis van de schepping, die uiteindelijk de zegen zal uitmaken voor alle volken. Alles wacht op deze realisering. Israël is daardoor het hart van Gods bedoelingen en daarom het midden van de aarde. Het wachten is op de vervulling van dit heil, ten goede voor heel de aarde. Het is precies deze vervulling die beslissend is begonnen in Messias Jezus, de Koning van de Joden. Hij ging reeds als Priester tot verzoening het oordeel van de Dag des HEREN binnen. In het eindgericht heeft de liefde bezongen in het Hooglied het laatste woord. De volkeren zullen, volgens Jesaja 2, optrekken naar Jeruzalem om dáár de Tora van God te ontvangen en die van Hem te leren. Ze zullen luisteren naar Gods harteklop voor zijn volk en zo zijn liefde leren kennen. Ook Israël zelf zal als priestervolk een schepping zijn in het midden van de aarde. Om bron van zegen te zijn voor alle volken.

Westermans circulaire verstaansmodel, er is een midden met talloze betekeniscirkels eromheen -nieuwe oren, ogen, woorden en daden voor Israël én de volken; het boek is hiervoor zelf een rijke bron-, doet recht aan de unieke Bijbelse openbaring. Het lineaire model is er een van fasen in de geschiedenis, opeenvolging is de hoofdgedachte. Een paradigma waarmee de heidense idee van de ontwikkeling van de mens als aards opperwezen gemakkelijk voet aan land kon zetten. Circulair denken, op grond van uitvoerige en eminente Bijbelexegese zoals in de (overigens zeer toegankelijke) studie van Westerman, behoedt niet alleen voor het onuitroeibare onkruid van de vervangingstheologie binnen de kerk, maar doet ook zegenrijk recht aan de ervaring van alle stervelingen. Het al dan niet afgebeelde ‘alziend oog’ herinnert blijvend aan Gods bedoelingen. Er is een midden, een ronde kern, een hart, een plaats van gemeenschap met de Eeuwige. Precies zo worden in Israël als leerhuis voor de volken deze woorden gekoesterd: ‘Ik geef raad, mijn oog is op u.’ (Psalm 32:8)

 

150 Palestijnse fabels

Boekbespreking: Tom S. van Bemmelen 150 Palestijnse Fabels, Aspekt 2016

G.A. van der Spek - Begemann

Wie van ons heeft niet vaak te maken met mensen die de klok hebben horen luiden maar niet weten waar de klepel hangt - als het gesprek gaat over Israël en de Palestijnen. Sterker nog: het kan zijn dat je soms zelf ook bij die mensen hoort….

Dat hebben we hier in Nederland te danken aan het NOS-journaal, aan de krant of  aan praatprogramma´s op de tv, of aan journalisten die bij voorbaat al anti Israël partij hebben gekozen met hun verslag, te horen aan hun wollig en bagatelliserend taalgebruik. Of die doodzwijgen.

Ook komt het voor dat je geattaqueerd wordt op jouw sympathie voor Israël met een vreselijk verhaal over de Israëlische regering. Dan schrik je.

 

Het is een gouden greep geweest van Likud Nederland om een baken in die golvenzee te werpen zodat je het hoofd boven water houdt, met het boek van Ton S. van Bemmelen (en anderen), onder de titel die hierboven als opschrift staat vermeld.

Dat goud zit ´m in de methode, die zo simpel is als abc: de onderwerpen staan in de inhoudsopgave op alfabet gerangschikt!

Denk je dat de zogenoemde nederzettingen illegaal zijn?

Wat was dat ook al weer: Sabra en Shatila?

Fatah is toch die gematigde Palestijnse partij met die gemoedelijke grootvader Abbas?

En ga zo maar door…

Je kunt het antwoord vinden in dit boek, zeg maar: naslagwerk op alfabet.

Persoonlijk heb ik het eerst opgezocht het hoofdstuk over de Europeese Unie, heel informatief, dat eindigt met een indrukwekkend citaat van de onlangs overleden Elie Wiesel.

 

Wie het conflict in de ziel wil kijken moet naar het hoofdstuk over de doodscultus van de Palestijnen. De verheerlijking van de dood is weerzinwekkend en blijkt uit een aantal citaten, waaronder: “de dood is ons middel. Wij gebruiken ouderen, vrouwen en kinderen als menselijk schild. Zij doen het fantastisch. Wij houden zo van de dood zoals de Zionisten van het leven houden.” – uit een toespraak van een parlementslid van Hamas.

 

Mijn ervaring: een heilzaam kado op verjaardagen! De meeste jarigen zeggen er – veelzeggend - niets over, maar i.e.g. één vriend zei naderhand er heel blij mee te zijn!

Haat en demonisering staan de vrede in de weg en geschiedvervalsing is het gemeenste wapen in de strijd tegen Israël.

Welnu, met dit boek hebt u een antidotum, een goed werkend  tegengif in handen!